zaterdag 31 oktober 2009

Mat Collishaw in het Freud Museum






Al jaren lang was ik van plan om het Freud Mueum in Londen te bezoeken en de beroemde sofa eens met eigen ogen te bekijken en op een herfstige dag in oktober kwam het er dan eindelijk van. Als mooi extra was daar de expositie van Mat Collishaw, de laatste in een serie waarin James Putnam hedendaagse kunstenaars uitnodigde om installaties werk te maken voor deze plek. Sophie Calle, Tim Noble & Sue Webster en Sarah Lucas gingen hem voor. Mat Collishaw nam als uitgangspunt een prent die boven de sofa van Freud hangt waarop de neuroloog Charcot een hysterische vrouw toont aan zijn studenten. Freud werkte in 1886 een aantal maanden met de Franse neuroloog Jean Martin Charcot samen en was onder de indruk van zijn radicale denkbeelden. Charcot gebruikte hypnose om mensen van hun geestesziekten te genezen en beweerde dat niet alleen vrouwen maar ook mannen aan hysterica konden lijden. Freud  bracht deze denkbeelden mee terug naar Wenen maar dat kreeg weinig bijval. Hypnose zag men als oplichterij en hysterie was een vrouwenziekte, het woord is immers afgeleid van het Griekse woord voor baarmoeder. Mat Collishaw plaatste boomstronken in de studeerkamer van Freud waar de platenspeler die erin is verwerkt bedwelmende vogelgeluiden laat horen. In de slaapkamer van Anna, de dochter van Freud en gespecialiseerd in kinderpsychologie staat een zoetroop en in het trappenhuis hangt een foto van een kwetsbare beschadigde vlinder.

Freud vluchtte in 1938 voor de Nazi’s uit Wenen en woonde de rest van zijn levensjaren in dit huis in Hampstead. Met hulp van invloedrijke vrienden lukte het hem om zijn meubels, boeken en kunstcollectie mee te verhuizen en zo kreeg zijn studeerkamer dezelfde sfeer als in de Berggasse in Wenen. Na zijn dood bleef zijn dochter Anna er wonen en zij liet de kamers van haar vader intact. Na haar dood in 1982 werd het huis een museum waar nu dagelijks mensen uit de hele wereld door de gangen schuifelen om de sfeer te proeven waarin Freud zijn ideeën ontwikkelde.

Hanne Hagenaars, hoofdredacteur mister Motley

Mat Collishaw in het Freud museum








zondag 25 oktober 2009

The Museum of Everything, Londen






The Museum of Everything

Wat zou dit ‘alles’ omvatten? Kevers en parels, kostbaarheden maar ook iets alledaags. De schoonheid van alles.

Op weg naar het ‘The Museum of Everything’ loop ik door het Regents Park en nog een stukje verder naar het noorden. Het is lastig te vinden en ik vraag een aantal malen de weg. Ieder paar ogen kijkt me wazig aan, in zichzelf gekeerd of met een blanco waas en de man of vrouw schuifelt weer verder. Er moet hier de buurt een afkickkliniek zijn. Dan kom ik bij het museum en de naam The Museum of Everything schittert als een triomfboog boven de deur. In het museum is kunst te zien van mensen die hun werk maken buiten het officiële circuit van de kunstwereld om: ‘In tiny crevices and under dusty beds, ere lies a secret creativity by the unknowns of society. Art by the untrained, unintentional and unseen creators of this, our modern world.’

De naam van het museum lijkt ontleend te zijn aan een BBC radio 4 programma met dezelfde naam waarin de luisteraar wordt meegnomen op een tocht door een oneindige galerie waar allerlei bizarre gebeurtenissen plaatsvinden en vreemde personen ronddwalen. Ook dit museum laat je kennis maken met bijzondere personen, een museum van een liefhebber, dat is duidelijk, want elk detail ademt vrijheid en liefde voor het werk uit. De vloer van marmer is aangevuld met hout waar het marmer kapot is. De teksten bij de werken zijn persoonlijk en leesbaar, geschreven door kunstenaars die houden van deze kunst en het werk van een van hen in het bijzonder.  Grayson Perry schrijft over Morton Bartlett en Nick Cave houdt zijn tekst over Louis Wain  kort: Louis Wain, my all time favourite painter. Je duikt in de binnenwereld van de werken. De ene serie onderzoekt obsessief woorden en taal, een andere gaat over schepen, nieuwe steden worden ontworpen, een tekening bestaat uit kopjes op een rij, vijf rijen lang. Een meisje telt de kopjes, het zijn er 100 kopjes die bezwerend op het papier zijn getekend. De expositie is licht obsessief, passie ontmoet passie in een explosie van persoonlijkheden. 

Na de  Frieze die is volgepakt met moderne kunst vol concepten en als thema  voor de opdrachten de positie van de kunst op de markt had (het is immers een beurs) voel je hier het leven kloppen tegen de lijnen en de onvermijdelijkheid van de thema’s. Het gaat over zware dingen, het zijn geen lichte levens, Een compleet niet verzonnen beeld laat zich zien, het kan niet anders, van binnen naar buiten wordt er gewerkt en elke tekening schikt zich ernaar. Het gaat vanzelf, het gaat niet anders. Je ziet de benauwenis in de volgetekende vellen papier en dichtgeschilderde doeken. Vol. Met weinig omwegen laat het zich lezen want iedere serie heeft 1 ding te vertellen. Mijn favoriet is Alexandre Lobanov die doofstom werd geboren in Rusland en ooit door soldaten een geweer was beloofd. Sinds die ontmoeting kon hij dromen over zichzelf als held, een droom die hij is gaan tekenen in niet mis te verstane voorstellingen: een gevecht tussen mensen en dieren waarbij de mens soms ondanks z’n wapens toch het onderspit delft, dan vliegt de grote zwarte vogel weg met een meisje en zelfs de jager wordt ergens bedreigd.

Na het museumbezoek drink ik koffie in een sandwichshop. Naast me zitten een man ene een vrouw aan een tafeltje. De man heeft keurige bruine schoenen met grijze sokken waarbij de spanning  en het ongemak van zijn houding zich laat lezen aan zijn ene been dat strak in een ongemakkelijke krul om z’n andere been is gedraaid.

‘It is in your hands’, klinkt de stem van de vrouw naast hem zacht en zalvend, zoals vrouwen kunnen praten die het new age licht hebben gezien en altijd het gelijk aan hun kant hebben en precies voor een ander weten hoe het moet. Overtuigend en begrijpend. Dan hoor ik ‘psychotic’ en  ‘your clinic’ uitgesproken door de stem van de man. Het gesprek klapt om, hij is dus de hulpverlener en degene die beslist over het lot van de ander.  They fill in the form, is het laatste wat ik hoor in woorden van de vrouw.

Hanne Hagenaars

 The Museum of Everything is een intiatief van Filmmaker James Brett . Hij is een verwoed verzamelaar van outsiderkunst en zijn eigen huis schijnt eruit te zien als een miniversie van dit museum. The Museum of Everything is nog open tot en met december 2009,  voor info zie www.musevery.com

The Museum of Everything Londen





zaterdag 24 oktober 2009

Sophie Calle



Miijn ontmoeting met Sophie Calle. 

Zonder enige ervaring hadden we toch maar mooi twee documentaires gemaakt waarvoor we bijvoorbeeld Grayson Perry en Yinka Shonibare hadden gesproken. We werden overmoedig. In ons volgende project over ‘persoonlijke systemen’ willen we het hoogste bereiken en onze idool Sophie Calle filmen. Bij taartenbakker Abel laten we de mooiste taart denkbaar maken; met bovenop een foto waarin Calle te midden van opgezette dieren op bed poseert en verder turkooizen versiersliertjes en roze. Een echte fantastische sleezy cake. Ik zet de taart op de achterbank van de auto en we gaan op weg naar Parijs om de taart af te geven bij haar galerie. Een modieuze assistente neemt de taart in ontvangst, ik schrijf er nog een briefje bij en het boekje waarin we het plan voor de film uitleggen. Daarna nooit meer iets van gehoord.

Tijdens de afgelopen Frieze in Londen is er ook de opening van de expositie van Sophie Calle. Het begint met een openbaar interview en ik zit helemaal vooraan op de grond, met een pen en een opschrijfboekje. Ik zie mijn idool van de zijkant, vooral haar arm die net als mijn arm een beetje lubbert. De vragen zijn grotesk lang en de antwoorden kort en grappig en simpel. ‘Haar vader verzamelde conceptuele kunst, haar moeder hield van spelletjes. De eerste keer dat ze in een museum kwam was om haar eigen werk tentoon te stellen. ‘Ik spreek een vreemdeling aan vanuit vertrouwen en zij belonen mij daarvoor’. ‘Als je mensen iets vraagt waar ze op voorbereid zijn, dan zeggen ze nee, vraag je echter iets onverwacht dan zeggen ze ja. Zoals bijvoorbeeld of ze in mijn bed willen slapen. It is all about absence.’

Ze draagt zwarte kousen en zwarte pumps en een zwarte jurk met  een patroon van cirkels in rood, wit en blauw. Ik kijk naar haar en probeer me een idee te vormen of ze nu aardig is of niet. Na de lezing lopen mensen op haar af en ik maak een foto vanuit de verte. Ik zie dat iemand recht voor haar gaat staan en haar gewoon in het gezicht flitst. Of ze haar handtekening wil zetten in de catalogus. Ze is een ster. Ze loopt nu in mijn richting en in een split second besluit ik me als een fan te gedragen. Ik maak een foto. Ik spreek haar aan en  leg uit over de taart en vraag of ze die wel ooit heeft gekregen. ‘Uh, wat?” ‘Uh Ja, ik geloof van wel.’ ‘Maar als je hem gekregen hebt dan herinner je je dat zeker, de taart was prachtig, die vergeet je niet.’ ‘Ja, ja ik heb hem gekregen’, zegt ze. Ik heb geen catalogus, alleen een grote folder in mijn handen. Wil je  mijn folder signeren? ‘Waarom moet ik dat doen?’ ‘Voor mij …’  Dan weet ik het niet meer, ‘dank je wel’. Terwijl ik met haar praat worden er van alle kanten foto’s gemaakt, nu zwerven er dus in de virtuele wereld foto’s van mij samen met Sophie Calle. Dat is een mooi idee. Nu weet ik zeker dat ze mijn taart nooit heeft gekregen.   Wordt vervolgd.

Hanne Hagenaars, hoofdredacteur mister Motley


donderdag 22 oktober 2009

Charles Ledray

Charles Ledray: de triomf van het maken

Charles Ledray werkte als suppoost in een museum en heeft geen formele opleiding gehad, zo meldt de informatie bij het project Men Suits. Een outsider wordt hijgenoemd. In een zaal in een verlaten brandweerkazerne zijn middels vier in de lucht zwevende verlaagde plafonds aparte plekken gecreëerd waar de kleding als in een winkel te zien is, de ene keer meer als een uitdragerij en in het andere geval als bij een sjieke kleermaker. Colbertjasjes, stropdassen, hemden en broeken, allemaal pijnlijk nauwkeurig gemaakt in een miniatuurversie van de kleding in het echte leven. De garderobe zuigt de conventionele kant van het leven op en geeft als kantoorkleding in een poppenhuisversie een reflectie terug over aanpassen en afwijken, over identiteit en keuze.
Charles Ledray, 1960, was security guard in het museum in zijn woonplaats Seattle. Hij volgde een korte tijd een schildersklas en had in 1983 een expositie in een koffieshop, the Broadway Espresso. Toch was het schilderen niet zijn roeping, zijn fascinatie lag bij de kunst die hij dagelijks zag in de museumzalen en hem prikkelden om zelf iets te maken.
‘Chinese jades, rhinoceros-horn libation cups, 12th-century Japanese flung-ink paintings, Indian Mughal ivory power horns, African masks, Southeast Asian jewelry and textiles, and on and on," zo verteld hij later aan de curator van zijn eerste solo show. ‘Many nights I would leave the museum with a burning desire to make something -- anything -- inspired by spending the day with great works of art.’ Er gaat het verhaal dat het eerste wat hij werkelijk zelf maakte een teddybeer was, een nagemaakte versie van een beer uit de beroemde collectie van Michele Durkson Clise die in Seattle woonde. (
www.teddybearandfriends.com) Later maakte hij het pak dat hij droeg als security guard precies na maar dan nauwelijks groter dan zijn eigen hand. Zo wordt zijn eigen geschiedenis samengebald in een beangstigende kleine versie, met daarin de dreiging die ontstaat als de serieuze mensenwereld en de kinderwereld opeens in elkaar overlopen. De kleding die we dragen bevestigt of versterkt onze identiteit, waarbij je aanpassen aan of je juist onderscheiden van een groep onvermijdelijk de kern is maar waarvan de dragers zich meestal nauwelijks bewust lijken te zijn. De meeste pakken en spijkerbroekendragers, gothics en punks verbinden hun kledingkeuze met zichzelf als individu en missen daarin het vogelperspectief. In de miniatuur garderobe wordt deze betekenis door Charles Ledray niet per ongeluk met de keuze van de kleding meegenomen maar juist expliciet en vlijmscherp gemaakt, door de maat en de enscenering. Bevreemdend, sinister en wonderschoon. En waar mode meestal een oppervlakkig spel met betekenis is, gaat zijn kunst dwars door de buiten en binnenkant heen.

Hanne Hagenaars, hoofdredacteur mister Motley






Frieze Art Fair 2009

Terwijl de frieze Art Fair op volle toeren draait zie ik de meest intrigrende werken buiten de beurs en vrijwel al die werken zijn gemaakt door outsiders: The Museum of Everything, Men Suits van Charles Ledray en dan de kunstenaar die zichzelf min of meer tot outsider van de kunst heeft geplaatst: Grayson Perry.

Grayson Perry, Map of Nowhere, 2008 (details)


Grayson Perry, The Walthamstow Tapestry, 2009 (details)


Het wandkleed van Grayson Perry gaat, net als de opdrachten va de Frieze Art Fair over de crisis, maar wat een verschil! Kleurig en bomvol humor, toegankelijk en direct. Het wandkleed gaat over de levensloop van de mens, ingevuld met alle 'brands' die precies bij het goede moment van het leven staan, je hele leven wordt je gepamperd door de bekende merken. 




zaterdag 10 oktober 2009


Edwin Deen, zonder titel
Winnaar van de Art Olive



Veniamin Kazachenko, Raison d'etre
(lees meer over hem in de volgende Mister Motley)