woensdag 18 november 2009

Kapel van het niets, Thierry de Cordier

De kapel van het niets van Thierry de Cordier

In de auto op weg naar de kapel van het Niets schijnt de zon recht in mijn ogen. Omdat ik mijn zonnebril ben vergeten op deze koude regenachtige herfstdag moet ik dit ongemak maar voor lief nemen. Gelukkig zit ik op de stoel naast de bestuurder en sluit  in de warmte van de zon mijn ogen. Weg doezelend en met het grijs van niets zien voor ogen dwalen mijn gedachten naar de opera De Overwinning op de Zon (1913). Malevich ontwierp de decors en kostuums voor dit spektakel waarin de mens in een soort ultieme hoogmoed en dadendrang de zon naar haar graf draagt en haar in de aarde laat zakken om zo een nieuwe lichte wereld te scheppen. Ik ben op weg naar Duffel.

In Duffel, iets beneden Antwerpen heeft Thierry de Cordier een kapel gebouwd op het terrein van het psychiatrisch centrum Sint-Norbertushuis, een groot complex met verschillende voorzieningen en een ziekenhuis. Men wilde een stilteruimte waar de patiënten zich konden terugtrekken.  We parkeren de auto en aan de rand van het terrein schemert de zwarte kapel al tussen de  half kale bomen door. Het is een strenge zwarte doos van beton dat met doek is overspannen en ingesmeerd met bitumen. De deur is amper zichtbaar. Inmiddels is het buiten grauw en donker geworden maar toch is het binnen in de kapel licht. Tegenover een kale betonnen bank bevindt zich een witte muur van wel 10 meter hoog die het licht naar binnen reflecteert. Deze muur steekt boven de zwarte doos uit. Voor deze muur is een stuk van het dak opengelaten en door deze rechthoekige open verbinding met de buitenlucht valt regen naar binnen en dwarrelen  bladeren omlaag. Op de grond liggen dan ook plassen water en de muren zijn aan weerszijden groen uitgeslagen. De hoge muur is wit, echt helder wit. Het ruikt naar kruit, de afgeschoten vuurpijl staat nog op de betonnen bank. De architectuur doet eigenlijk niets anders dan een stukje van de wereld afscheiden om dat stukje heel goed te kunnen bekijken, zonder dat je wordt afgeleid door een teveel aan indrukken, beperkt, intens.

Een soort black box voor het menselijk brein waarin de oplossing verborgen zit. Als je hersenen overuren maken, je gedachten rondjes draaien tot je gek wordt, hoe zet je dat gek geworden mechanisme weer stil? Of dat je hoofd zo is vertraagd dat de gedachten niet meer willen opstarten en je gedachten in een vreemd wezenloze leegte dwalen. Hoe weer op te starten? De grote witte muur van het niets is altijd wit, wijst omhoog naar het grote niets, naar de wereld of juist het niet wereldse. Daar zit je dan als mens ongemakkelijk tegenover op een betonnen bank. Stil. Een kale ruimte waarin alles stilvalt.

‘Zon, je hebt passie gebaard, en je hebt met ontstoken straal gebrand. We zullen je met een stoffige deken bedekken, we zullen je opsluiten in een betonnen huis.’ roept de mens in de overwinning van de zon. In de kapel van Cordier wordt de zon niet opgesloten maar binnengehaald en het is de zon, haar licht, die overwint, die alles laat zien. En dat is genoeg. Het licht laat je tussen deze muren als een vergrootglas kijken. Tegenover de grootheidswaanzin van de mens neemt het besef van nietigheid naast je plaats op de bank. Kijkend naar het licht, het mossige groen en de plassen water besef je dat dit is wat er is. De kapel is een ruimte die zijn adem inhoudt en daarna zachtjes uitblaast, als een ademhalingsoefening.

Voor de witte muur staat een vierkante zwarte paal, als de mens, de houten paal is bekleed met een doek waarin kleine reparaties zichtbaar zijn, vanaf de kop valt een strip losjes naar beneden, je weet niet of dat hoort of niet.

Gevraagd naar zijn visie op de wereld antwoordt de Cordier (in het boek de Wijnjaren) ‘Zonder betekenis, als een wrat op een vinger. Stel je een lichaam voor.  Dat lichaam heeft een hand met een vinger waar zich, door louter toeval, een wrat bevindt. Het lichaam vertegenwoordigt, in mijn symboliek, het alles. De hand met vinger is dan de wereld en de wrat is de mensheid. Dat wil zeggen dat de wrat, de mensheid, leeft van deze vinger aan de hand van het grote lichaam. De wrat is dus een parasiet, een kleine ziekte, een anomalie. En of die wrat nu wel of niet akkoord gaat, dat verandert niets voor het grote lichaam. Het grote lichaam lijdt niet. Het voelt hooguit jeuk of gekietel. Met als gevolg dat die wrat er simpel  gewoonweg is, die heeft geen betekenis. En op een dag verdwijnt ze, even geluidloos als ze is gekomen. Het enige probleem dat zich voordoet tijdens zijn miserabele bestaan is dat de wrat het grote lichaam beschadigt.  Maar slechts een heel klein beetje.’

Het is wonderlijk ruimdenkend dat een Christelijke instelling een kapel met zo’n nihilistische  naam als de Kapel van het Niets op zijn terrein laat bouwen. Een wit Mariabeeld  staat op een sokkel tegenover de deur alsof ze iedere keer dat de deur opengaat even verwonderd naar binnen kijkt. Alsof ze bescheiden een pas op de plaats maakt. Zou deze ruimte dan wel soulaas bieden waar het geloof het niet voor elkaar kreeg?  Als we dan toch een kietel zijn in het grote geheel dan krijgen alle zorgen een ander perspectief.

Vanuit de stilte, vanuit het niets,  is het makkelijker om los te laten.

De kapel van het Niets wordt wel eens vergeleken met Het Zwarte Vierkant van Malevich, dat de grens vormt van het tastbare naar het immateriële, het Zwarte Vierkant zet de ervaring open naar een nieuwe wereld, naar ‘Gods aangezicht’ of het nieuwe begin waar alles weer mogelijk is. Maar misschien is de kapel nog meer verwant met een omfloerst kleurvlak van Mark Rothko die zijn schilderijen het liefst in een kapel wilde laten zien. In de begrenzing van het kleurvlak opent de wereld zich als een onzichtbare kracht, de wereld van een god die slechts als leegte aanwezig is.

Hanne Hagenaars, hoofdredacteur mister Motley

Geen opmerkingen:

Een reactie posten